Franjes en flarden. Hugo Claus' reprise van Genesis (1969) in Heer Everzwijn (1970) en verzamelbundels

  • Linde De Potter UGent

Samenvatting

Hugo Claus staat bekend als een notoir herschrijver van teksten van andere auteurs, maar ook zijn eigen gedichten recycleerde hij geregeld. Dat bewijst zijn werk uit de late jaren ‘60 en het begin van de jaren ‘70, zoals Heer Everzwijn (1970). Desondanks is variantenonderzoek in de Clausstudie veeleer onontgonnen terrein. Dit artikel wil een aanzet bieden voor ruimer onderzoek naar gedichtenvarianten in Claus’ poëzie en belichten hoe recyclages van gedichten in Claus’ oeuvre functioneren. Ook wordt onderzocht in hoeverre ze in die nieuwe constellaties andere betekenisvelden aanboren en poëticale strategieën reveleren. Heer Everzwijn en specifiek de cyclus ‘Zijn nota’s bij Genesis 1,1’ kunnen inzicht verschaffen in de manier waarop Claus zijn gedichten blijft bewerken na publicatie. Die cyclus verscheen oorspronkelijk als een aparte gedichtenreeks Genesis (1969) bij schilderijen van de Vlaamse schilder Roger Raveel. Door de reprise in Heer Everzwijn verschuift de betekenis van de Genesis-gedichten van artistiek- poëticaal naar algemeen-existentieel en verandert het perspectief (van de kunstenaar naar de tragische mens). Daarnaast wordt de discrepantie tussen het verlangen naar natuurlijke taal en de conventies en retoriek van poëzie steeds duidelijker zichtbaar in de reprise van 1970 en latere hernemingen.

Biografie auteur

Linde De Potter, UGent
Wetenschappelijk medewerker aan de vakgroep Letterkunde - afdeling Nederlands van de UGent
Gepubliceerd
2014-04-01
Sectie
Artikelen