“Ik heb een punt willen zetten.” De componeerpoëtica van Paul Snoek Compositieprincipes voor ‘zelfbloemlezingen’

  • Yves T'Sjoen U Gent

Samenvatting

In de jaren zestig publiceerde Paul Snoek twee verzamelbundels. Renaissance (1963) biedt een chronologisch geordende keuze uit alle afzonderlijk verschenen dichtbundels van het debuut Archipel (1954) tot Nostradamus (1963). Voor Gedichten 1954-1968 (1969) heeft de dichter een nieuw principe gehanteerd: aan de hand van thematische clusters zijn gedichten uit hun oorspronkelijk reeks- en bundelverband gelicht en in een nieuwe constellatie gepresenteerd. Snoek heeft zelf beweerd dat daardoor een nieuw dichtwerk is ontstaan. Aan de hand van een drukvergelijkend onderzoek en enkele expliciete uitspraken van Snoek worden de reshuffling-principes in Snoeks ‘zelfbloemlezingen’ geanalyseerd. In het onderzoek naar compositietechnieken, die ten grondslag liggen aan de verzamelingen, wordt ook Ik rook een vredespijp (1957) betrokken. Voor de zelfrepresentatie in het fonds van de Nederlandse uitgeverij Stols, de uitgeverij van de Vijftigers, heeft Snoek een strenge keuze gemaakt uit de drie dichtbundels die daaraan voorafgingen. Door gedichten voorop te plaatsen (‘Georgië’) of te schrappen (‘Aardrijkskunde’) heeft de auteur een poëticaal statement gemaakt. In de bijdrage worden drie structuurprincipes onderscheiden en in een poëticale en institutionele context geplaatst.
Gepubliceerd
2014-04-01
Sectie
Artikelen