Zichtbaar maken wat ontbreekt

Over poëzie voor De eenzame uitvaart

  • Lizet Duyvendak

Samenvatting


Aan poëzie kleeft voor velen het beeld van ‘ontoegankelijkheid’, iets vooral voor een kleine groep van ingewijden. Oplages van poëziebundels zijn inderdaad klein, maar we zien de poëzie sinds eind twintigste eeuw steeds meer ‘buiten het boek’ treden, zoals de Utrechtse onderzoekster van poëzie in de openbare ruimte Kila van der Starre dat noemt, en daarmee een ruimer bereik krijgen. Er verschijnen gedichten op gebouwen in de stad, dichters treden op op festivals en poetryslams, er zijn Dichters des Vaderlands die poëzie in kranten publiceren en in 2013 waren er volgens een inventarisatie van het Poëziecentrum Gent stadsdichters in meer dan 80 steden en dorpen in Nederland en 60 in Vlaanderen. Deze veranderingen in de manier waarop poëzie een groter publiek bereikt, hebben te maken met een veranderende opvatting over wat poëzie moet zijn en kan betekenen: een afzwakking van de autonomistische poëtica (gedichten zijn dingen van taal, die buiten de werkelijkheid van de dichter staan) ten gunste van poëzie als sociale praktijk. (Van der Starre, 2017, p. 13)
Een interessant voorbeeld van dit soort poëzie als sociale praktijk is het project ‘De eenzame uitvaart’. Ik zal in dit artikel eerst beschrijven wat dat project inhoudt, en daarna antwoord proberen te geven op drie vragen: wat beweegt dichters om aan dit project mee te doen, wat voor soort poëzie levert dit op, in hoeverre zijn dit soort gedichten te vergelijken met ‘gewone’ rouwpoëzie en eindigen de vraag of hiermee een nieuw genre poëzie is ontstaan.

Gepubliceerd
2020-12-15